Stolpen woordenboek
Aantrede
Benaming voor de diepte van een traptrede. Bijvoorbeeld: de lengte van het gedeelte van je schoen dat op de traptrede past.
Aardelektrode
Diep in de grond aangebrachte metalen stang waarop de aarding van een elektrische installatie kan worden aangesloten; hierdoor is men niet langer afhankelijk van de loden waterleiding die daarvoor werd gebruikt. Loden waterleidingen mogen al jaren niet meer worden toegepast. Tegenwoordig wordt de aardleiding vastgemaakt aan de funderingswapening, die gekoppeld is aan de stalen wapening in de heipalen, om de nieuwe woning te aarden.
Afschot
De term waarmee het verloop wordt aangegeven in een horizontaal vlak (bijv. een plat dak, balkon of badkamervloer) tussen het hoogste en laagste punt, zodat water kan wegvloeien naar het punt waar het naartoe moet. Bijvoorbeeld een hemelwaterafvoer of doucheput. Afschot wordt uitgedrukt in mm per strekkende meter.
Bakgoot
Rechthoekige goot van zink, koper of hout die rust op gootklossen.
Balk-anker
Metalen profiel waarmee een horizontale balk kan worden bevestigd aan een verticale muur; zowel muur als balk wordt hierdoor onbeweeglijk.
Balkkop
Kop van een balk. De balkkop kan met profilering worden afgewerkt.
Bodemafsluiting
Laag van meestal waterdichte kunststof die op de grond wordt aangebracht in kruipruimtes om vochtdoorslag door de vloeren tegen te gaan.
Boeideel
Verticale houten betimmering tegen een dakgoot of dakrand.
Bovendorpel
Horizontaal onderdeel bovenaan raam- of deurkozijn, voorzien van sponning waarin de deur of het raam past en kan draaien of schuiven.
Bovenkwart
Bovenste deel van een trap dat naar links of rechts 90 graden draait.
Bovenlicht
Raamdeel boven dichte deur, meestal aan buitengevel.
Bull Eye
Boven de deur geplaatst ovalen raam.
Composiet
Wordt gebruikt als vervanger voor hardsteen en is ook zeer geschikt materiaal om aanrechtbladen van te maken.
Dagmaat
Binnenmaat van een raam- en/of deurkozijn.
Daklicht
Raam(pje) dat in een dakvlak wordt aangebracht ter verlichting van ruimtes waarin geen daglicht toetreedt. Soms een Velux dakraam , maar kan ook met een stuk vlak glas worden gemaakt.
Darsdeur
De darsdeur was vroeger de grote opening in een boerderijgevel waardoor de wagens (en later de tractor) naar binnen konden rijden. Tegenwoordig is de darsdeur alleen nog maar voor de sier aanwezig, veelal met een erachter geplaatste binnenpui. De ruimte tussen de darsdeur en de binnenpui wordt gebruikt als veranda.
Dilatatievoeg
Doorlopende verticale voeg in metselwerk bestemd om krimpen en uitzetten van grotere muurdelen op te vangen.
Douwpunt
Specifieke plek in een buitenmuur of een dak waar de in de lucht aanwezige waterdamp condenseert en als water neerslaat; belangrijk bij berekeningen voor het aanbrengen van isolatie.
Draai-kiepraam of -deur
Raam of deur dat aan twee zijden kan scharnieren, onderaan als kiepraam of deur en aan de zijstijl als klepraam of openslaande deur.
Draairaam
Een raam dat scharnieren heeft aan 1 van de zijstijlen en daarmee naar binnenof naar buiten kan draaien.
Erfafscheiding
De scheidslijn tussen twee eigendommen op begane grondniveau, bijvoorbeeld een muur, schutting of heg. De erfscheiding wordt vastgelegd door het Kadaster.
Fluisterkast of suskast
Ventilatiedeel in de gevel dat wel lucht maar geen geluid doorlaat.
Fundering
Betonnen of gemetselde constructie op palen of op zand, waarop een bouwwerk is afgesteund zodat geen verzakking optreedt.
Gebint
Een gebint of gebinte is een portaalvormige houten draagconstructie in een boerderij, die bestaat uit twee of meer stijlen of staanders die met elkaar verbonden zijn door één of twee horizontale gebintbalken.
Gootbeugel
Deze ondersteunt de mastgoot.
Gootklos
Deze ondersteunt de bakgoot.
Gording
Horizontale houten of metalen balk die schuin rust op de dakspanten en waarop het dakbeschot met pannen of riet wordt aangebracht.
H.W.A.
Hemelwaterafvoer; de regenpijp met zijn onderdelen.
Hanebalk
De hanebalk is de horizontale balk vlak onder de nok van het dak, die deel uitmaakt van de dakspantconstructie.
Hangstijl
De hangstijl is de verticale balk die de verbinding vormt tussen de horizontale hanebalk of trekplaten, en de samenkomst van de spantbenen in de nok.
Heien
Het in de grond slaan met heistelling van houten , betonnen of stalen palen die dienen als basis van de fundering.
Hooiklamp
Vroeger gebruikt als opslag voor hooi, tegenwoordig veelal voor de sier aanwezig. Soms is er een Bed&Breakfast in gemaakt.
Kaakberg
Een kaakberg is een vierkante aanbouw aan een woning. Waarbij de aanbouw de hoogte ingaat. De aanbouw kan mét en zonder etages worden opgebouwd.
Kalf(hout)
Liggend houtprofiel in een pui dat het onderliggende raam- of deurwerk scheidt van het erboven liggende; wordt ook wel ‘tussendorpel’ genoemd.
Kilgoot
Wanneer twee schuine dakdelen elkaar ontmoeten ontstaat een naar binnen vallende knik; in de naar binnen vallende knik wordt een goot geplaatst om het regenwater op te vangen en naar beneden te geleiden.
Kilkeper
Oplopende spant in een schuin dak tussen daknok en goot op plaatsen waar twee dakvlakken elkaar ontmoeten in een naar binnen vallende knik.
Kleef
De schuifweerstand die bestaat als een houten of betonnen paal verticaal in de grond wordt getrild, geslagen of gegoten; de paal zit als het ware in de grond vastgekleefd en zakt niet verder.
Klinkstel of hartjessluiting
Een ouderwetse sluiting op een buitendeur.
Koekoek
Lichtvenster voor kelders.
Koeraam
Een halfrond raam in de gevel van de boerderij, waar in de stal de koeien stonden.
Kop
Breedte van een baksteen; tweemaal die breedte plus een voeg is altijd gelijk aan de lengte van de baksteen; dit om ‘in verband metselen’ mogelijk te maken.
Koppenmaat
Dat is de maat die ontstaat als je stenen vermetselt; hoe kleiner de voeg tussen de stenen, des te kleiner de koppenmaat.
Kraal
1ste: Afgerond uiteinde van de zinken daklijst boven een goot of overstek.2de: Houtprofilering.
Kroongoot
Getimmerde goot met sierlijsten, waar een koperen of zinken bak in zit.
Lagenmaat
De hoogte van een steen en de voeg samen geeft de lagenmaat.
Latei
Stalen, stenen of houten draagbalk boven ramen en deuren. De uiteinden zijn opgelegd op het muurwerk naast de muuropening en daardoor wordt het gewicht van de boven de opening liggende constructie opgevangen.
Lekdorpel
Onderdorpel van buiten kozijnen met een schuin aflopend en verbreed profiel om regenwater af te kunnen voeren.
Loket
Loden stroken die in de voegen van een schoorsteen of dakkapel worden gemetseld en dan over de loodslabben worden geleid om het geheel waterdicht te maken.
Loodslabbe
Tegen de schoorsteen gespijkerde loden strook die op de pannen wordt uitgeklopt waardoor kieren tussen dak en schoorsteen worden afgedekt.
Luchtspouw
Gedeelte in de muur (binnen- en buitenblad) waar geen isolatie is aangebracht. Deze ruimte is bedoeld om de muur te ventileren door de open stootvoegen.
Maaiveld
Het niveau van de straat of omliggende grond.
Makelaar
In voor- en achtergevel geplaatste houten staander die beide windveren koppelt, sierlijk traditioneel element.
Mastgoot
Halfronde dakgoot die met beugels aan de gevel wordt bevestigd.
Melkmeisje
Vaste, smalle raam partij met borstwering links en rechts naast dubbele openslaande deuren.
Metselprofiel
Staander waaraan de metselaar zijn metseldraad spant zodat het metselwerk langs deze draad overal dezelfde hoogte krijgt.
Metselverband
Het metselwerk van de buitengevels kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. De wijze waarop de stenen op elkaar worden gestapeld kan verschillen. Je hebt dus verschillende soorten metselverband.
Mortel
Metselspecie bestaande uit een mengsel van zand, kalk en cement dat met water tot een smeuïge massa is gemaakt.
Muuranker
Vroeger: zorgen voor een starre verbinding van de buitenmuur met de houten staanders aan de binnenzijde van de muur.Tegenwoordig: voor de sier.
Negge
Ruimte tussen voorkant gevel (metselwerk) en voorkant kozijn; kozijnen vallen bijna altijd binnen het muurwerk.
Neut
Hardstenen, soms hardhouten of betonnen, onderkant van deur- of raamstijlen ter voorkoming van houtrot door lekkend water; wordt toegepast in natte ruimten en bij buitendeuren.
Nokgording
Horizontale dakbalk die bovenin de schuine dakconstructie wordt aangebracht.
Onderdorpel
Horizontaal onderdeel onderaan raam- of deurkozijn, hardsteen of hardhout.
Onderkwart
Onderste deel van een trap dat naar links of rechts 90 graden draait.
Opdekdeur
Gedeeltelijk binnen en buiten de sponning vallende deur, waarvan het buitendeel over de sponningnaden heen valt; meestal toegepast in kantoorruimten en nieuwbouwprojecten.
Open stoetvoeg
Verticale open ruimte tussen twee metselstenen in muurwerk; vaak in de onderste 40 cm. aangebracht waardoor de achterliggende spouw kan ventileren. (Men laat gewoon de specie weg bij het metselen).
Optrede
De hoogte tussen twee opeenvolgende traptreden.
Overstek
Gedeelte van een dak dat voorbij de gevel steekt.
Paalfundering
Fundering die wordt toegepast als de ondergrond niet stevig genoeg is om het gewicht van het bouwwerk te dragen. De palen hangen ‘op kleef’ of staan op een dieper gelegen vaste laag.
Pannenspiegel
Uitsparing in rieten dak, bedekt met dakpannen.
Penant
Verzwaring of een uitspringende kolom in het metselwerk.
Platstuk
Aftimmering op de overgang tussen kozijn en stucwerk.
Poer
Vierkante betonnen of stenen steun onder lange liggers of dragers zodat deze niet doorbuigen; wordt ook toegepast om een kolom meer draagvlak te geven.
Portaal
Stalen constructie die wordt aangebracht in een te maken wandopening en die dient om het bovenliggend metselwerk etc. op te vangen.
Riolering
PVC buizen onder het huis en aan de fundering vastgemaakt. De buizen zorgen voor de afvoer naar het hoofdriool.
Rollaag
Verticaal (op zijn kant) gemetselde stenen. Soms één steen hoog., maar meestal een halve steen hoog. De rollaag wordt toegepast aan de onderzijde van de gevels en als gemetselde latei voor relatief kleine overspanning van deuren en ramen.
Schouw
Open haard om hout te verbranden of afzuigkap boven gasfornuis.
Secreet
Toilet buiten, boven de sloot.
Smuiger
Fraai betegelde achterwand achter de schouw of stoof.
Snijvoeg
Bij een snijvoeg ligt het voegwerk op de gevel en wordt de met een speciaal voegcement aangebrachte voeg aan de onder- en bovenzijde afgesneden.
Spant
Houten of metalen balk die in een schuin dak van de nok naar de dakgoot loopt en waarop de gordingen en het dakbeschot met pannen of shingles wordt aangebracht.
Sparrenkap
Dak constructie waarbij in de schuinte van het dak sparren (rondhout) zijn geplaatst.
Sponning
Uitsparing in de lengte van een dorpel of stijl waarin een deur of raam valt zodat die buiten het kozijn steken; meestal 17 mm diep.
Spouw
Ruimte tussen buiten- en binnenmuren waarin bijvoorbeeld (gedeeltelijk) isolatie wordt aangebracht.
Spouwblad
Benaming voor de beide wanden van een spouwmuur; onderscheiden worden: binnenspouwblad en buitenspouwblad.
Staalfundering
Naar onderen verbredende plaat van beton onder de bouwmuren van een gebouw die het gewicht ervan op de onderliggende zandlaag overbrengt en verdeelt; wordt ook wel ‘plaatfundering’ genoemd (naam heeft te maken met gebruik van staalbewapening in beton).
Staart
Ook wel “staartstuk” is een langwerpige aanbouw, vast aan een stolpboerderij.
Stand leiding
Verticale pijp geplaatst op een rioleringsafvoer en helemaal doorlopend tot boven het dak waardoor lucht van buitenaf kan worden aangezogen als er een grote hoeveelheid water wordt afgevoerd.
Stijl
Verticaal onderdeel van raam- of deurkozijn, voorzien van sponning(en) waarin de deur of het raam past en kan draaien of schuiven.
Stolpstel
Kozijn met 2 ramen of deuren, scharnierend aan de zijkanten en worden gesloten door een espagnolet sluiting.
Stompe deur
Binnen de sponning vallende deur.
Stootvoeg
Verticale voeg tussen twee metselstenen in muurwerk.
Strek
Lengte van een baksteen.
Strijkbint
Vloer- en dakbalken die op een afstand van enkele centimeters parallel met voor- of achtergevel lopen; meest kwetsbare balk omdat bij onvoldoende ventilatie deze het eerst verstikt.
Stucplint
Afwerking van de onderkant van het buiten metselwerk.
Taatsraam
Verticaal om een as draaiend raam te bedienen met één enkele handgreep; kan in verschillende standen worden geborgd.
Toog
Gebogen afgewerkte muuropening.
Trapboom
Verticale kolom van hout waaraan de treden van een trap (ook in ‘nesten’) worden vastgemaakt.
Trasraam
Onderste deel van een gevelpartij, vanaf fundering tot ca. 40 cm. boven maaiveld, dat wordt gemetseld van extra harde (dubbel gebakken) stenen om optrekkend vocht tegen te gaan. Vroeger werd hiervoor ‘trascement’ gebruikt.
Tuimelraam
Horizontaal draaiend raam.
Tussendorpel
Horizontaal onderdeel tussen het bovenkozijn en onderkozijn.
Uilebord
Een uilebord heet op z’n Fries een ‘ûleboerd’. Het is een driehoekig, houten bord op het dak van een boerderij. Precies op de plek waar de drie zijden van het dak van een boerderij of schuur samenkomen. Een gat waardoor kerk- en steenuilen in én uit konden vliegen.
Uitzetijzer of combisluiting
Om een uitzetraam in een vaste stand te blokkeren. Zijn er in verschillende soorten van handmatig bediend tot elektrisch bediend.
Uitzetraam
Aan bovenzijde scharnierend raam(pje) dat met een uitzetijzer in verschillende standen kan worden opengehouden; kan openstaan als het regent.
Varkensdeurtje
Doorgang die oorspronkelijk was bedoeld als doorgang voor varkens van en naar de stal.
Vergaarbak
Bak waarin het regenwater komt vanuit de dakgoot.
Vierkant
In iedere stolpboerderij bevindt zich een constructie van balken en stijlen, het vierkant genaamd. Het bestaat uit twee grote jukken, de vaste gebinten. Deze ongeveer 9 meter hoge jukken worden aan elkaar verbonden door langsliggers, versterkt door schoren of swingen, de zogeheten losse gebinten. Het geheel dient om het stolpdak te dragen.
Voeg
Ondiepe ruimte tussen metselstenen in gevelpartijen die door de metselaar wordt vrijgehouden om later te worden opgevuld met voegspecie. Voegen kan op verschillende manieren gebeuren; platvol, snijvoeg, dagstreep.
Wapening
Stalen versteviging in funderingsbalken of in betonvloeren.
Waterhol
Lange horizontale uitsparing in de onderzijde van dorpels, waardoor aflopend regenwater niet terug naar een deur, raam of muur kan lopen.
Waterput
Vroeger gebruikt om drinkwater uit te halen, tegenwoordig alleen maar voor de sier.
Waterslag
Schuin aflopende en uitstekende rand van hout, steen of metaal onder een buitenraamkozijn die regenwater van de muur afleidt.
Windveer en waterbord
Een windveer en een waterbord zorgen ervoor dat wind en regen niet onder de dakbedekking kunnen komen, ongeacht of deze uit riet dan wel uit dakpannen bestaat. Een windveer en waterbord hoeven niet te worden aangebracht als de gevel hoger is dan het dak.
Wisselsponning
Uitsparing in een kozijnstijl of -dorpel waarin in tegenovergestelde richting draaiende deuren of ramen vallen; één deel zit aan de binnenkant, het andere deel aan de buitenkant van stijl of dorpel.